Intro
Dit gebouwtje was het werkhuis van een touwslager of zeeldraaier. Veel boeren teelden vroeger zelf hennep. Deze brachten ze naar de touwslager om te laten verwerken tot fijne of dikke touwen. Het ambacht van het touwslaan raakte doorheen de 20e eeuw in onbruik. Vandaag geven Bokrijkmedewerkers die het zeeldraaien nog in de vingers hebben, hun kennis door aan collega’s. Neem zeker een kijkje bij de touwslagerij om hen aan het werk te zien.
Foto's van het gebouw
[placeholder]
Het gebouw en zijn geschiedenis
Deze touwslagerij werd gebouwd door Louis Henrothay (°1871). Hij woonde op het Rolleken in Lille. In 1898 leerde hij de knepen van het vak van zijn buurman, Jef Adriaensen. Louis werd zelf touwslager en bouwde een werkhuis naast zijn boerderij. Hij maakte touwen in alle soorten en maten en voorzag zelfs verschillende kerken in de omgeving van een nieuw ‘klokzeel’, het touw waarmee de kerkklokken werden geluid. In 1952 ging Louis bij zijn dochter inwonen en verhuisde hij zijn touwslagerij mee. Hij bleef actief tot na zijn 80e verjaardag. In 1961 koopt Bokrijk de touwslagerij van Louis en wordt het werkhuis nogmaals verhuisd, ditmaal van Lille naar het museum.
Bewoners
Een touw van hennep
Wie vandaag hennep wil kweken, heeft daar een vergunning voor nodig. Van een bepaalde variëteit worden namelijk ook drugs gemaakt. Vroeger was hennep heel gewoon. Veel boeren in de Kempen kweekten het zelf. Touwslagers maakten er voor hen een sterk touw van. Ook om kleding te weven gebruikte men hennep.
Touw maken, hoe doe je dat?
De touwslager begon met het reinigen van de hennep in het hekelkot (het rechtergedeelte van deze touwslagerij). Daarna draaide hij de hennep met een speciale hamer in elkaar. Dit gebeurde vanuit het draaikot (het linkerdeel) met behulp van een rad. Het rad moest voortdurend en gelijkmatig draaien. Dat was meestal het werk van kinderen of vrouwen. De touwslager liep dan achteruit, steeds verder weg van het rad, tot het touw de gewenste lengte had. De kunst was om het touw overal even dik en vast te maken. Voor dikke touwen werden meerdere dunnere touwen in elkaar gedraaid.
Van waar komt de naam touw ‘slaan’?
Wanneer je touw maakt, hangt het touw vast aan een haak. Die haak draait altijd mee en maakt zo telkens een ‘slag’ in het touw. Touw maken of draaien heet daarom touw ‘slaan’. Zo kregen de vakmannen die touw maakten, de naam ‘touwslagers’. In de Kempen, waar een touw een ‘zeel’ is, noemden ze hen ‘zeeldraaiers’.