De geschiedenis van Bokrijk
De geschiedenis van Bokrijk gaat best wel even terug in de tijd.
In 1252 vinden we de eerste melding terug van ‘Buscurake’. Het zou nog tot 1938 duren eer de provincie Limburg eigenaar werd van het domein en tot 1953 vooraleer de plannen om een Openluchtmuseum te bouwen officieel werden.
Een woud genaamd ‘Buscurake’
Op 9 maart 1252 verkocht Arnold IV, graaf van Loon en Chiny, een woud gelegen tussen Genk, Zonhoven en Hasselt aan de Cisterciënzerinnenabdij van Herkenrode. Dit woud werd ‘Buscurake’ genoemd, een gebied rijk aan beukenbomen. De abdij bouwde er een hoeve die de eerste twee eeuwen door lekenbroeders van de abdij werd bewerkt.
Tijdens de tweede helft van de 14e eeuw verhuurde de abdij van Herkenrode haar ‘grangiae’ (hoeve) aan ‘halfwinnen’ (pachters die werkten voor de helft van de opbrengst). In 1447 werd de hoeve in Bokrijk een gewone pachthoeve, de abdij bleef eigenaar tot aan het Franse bewind. Omstreeks 1719 werd dit “met beuken beplant stuk grond langs het water” voor het eerst met ‘Bouchreyck’ aangeduid.
Gouverneur Verwilghen als promotor voor het provinciaal domein Bokrijk
Op 22 april 1797 werd Bokrijk verkocht voor 90.000 frank aan een inwoner van Maastricht. Een generatie later, in 1825, kwam het domein in handen van François Laurent Rittweger, de directeur van de Société Génerale de Belgique. Tot 1859 woonde zijn schoonzoon en op dat moment tevens minister van financiën, graaf van Coghen, op het domein.
Op 21 maart 1938 verkocht de S.V. Middenkredietkas van de Boerenbond Bokrijk aan de Belgische Staat en de provincie Limburg. Promotor voor deze aankoop was de toenmalige gouverneur Hubert Verwilghen. Samen met de Bestendige Deputatie koesterde hij al enkele jaren het plan om een cultuur- en natuurproject met elkaar te verbinden.
De Tweede Wereldoorlog zou die plannen echter tijdelijk een halt toeroepen.
Dr. Weyns en gouverneur Roppe, een sterke tandem
Op 6 oktober 1953 besloot de Bestendige Deputatie van de provincie Limburg, onder dynamische impuls van gouverneur Louis Roppe, in Bokrijk een Openluchtmuseum op te richten. Een belangrijke en historische beslissing: met de naoorlogse industriële revolutie en de toenemende welvaart in de ‘fifties’ dreigde immers het woonlandschap in Vlaanderen op korte tijd verloren te gaan.
De eerste conservator werd dr. Jozef Weyns (1913-‘74), die visionair en op basis van een wetenschappelijke aanpak het museum zou uitbouwen. In 1958 opende het Openluchtmuseum de poorten voor de eerste bezoekers.
Volgens sommige bronnen gebeurde dat niet toevallig in hetzelfde jaar als de Wereldtentoonstelling die in Brussel plaatsvond.
Een geslaagd huwelijk van natuur, cultuur en recreatie
Voor de opening van het museum, in 1951, werden de eerste speeltuigen in Bokrijk geplaatst. Vandaag is de Openluchtspeeltuin nog steeds de grootste gratis Openluchtspeeltuin in Vlaanderen. Generaties kinderen beleefden hier al spelplezier. Er is een zone voor elke leeftijd en voor kinderen met een beperking zijn er aangepaste speeltuigen.
Het park startte in 1958 met de aanleg van een Arboretum op een terrein van 18 hectare. Vandaag kan het Arboretum van Bokrijk zich meten met meer dan één bijzondere plantencollectie in binnen- en buitenland. Naast het arboretum kleuren de kruidentuin, de moestuinen, de hoogstamboomgaarden en de geuren- en kleurentuin Bokrijk.
Meer weten?
Wil je graag meer weten over de geschiedenis en de werking van Bokrijk, dan kun je in onze museumshop of webshop terecht voor de publicatie: Hilde Schoefs & Patrick De Rynck (red.), Bokrijk vandaag, gisteren en morgen. Over de dynamiek der dingen. Hannibal Books/Bokrijk, 2016.