Intro
Deze herberg werd gebouwd in het begin van de 18e eeuw door Leonardus Steen en Petronelle Butthay. In 1978 richt Bokrijk het gebouw opnieuw in als herberg en krijgt ze de naam 'In den Dolfijn'. In de Speeltuin tegenover de herberg hebben traditionele volkssporten en -spelen een eigentijds jasje. Een aanrader voor iedereen!
In de herberg zelf kan je terecht voor een hapje en een drankje.
Foto's van het gebouw
[placeholder]
Het gebouw en zijn geschiedenis
Den Dolphijn
Dit gebouw was meer dan 200 jaar lang een café. Een café uitbaten of ‘herberg houden’ was meestal een bijberoep. De herbergier was daarnaast ook landbouwer, houtbewerker, brouwer, smid, … Deze herberg werd door minstens 2 verschillende brouwers uitgebaat. De naam ‘Dolphijn’ verwijst wellicht naar het Franse ‘dauphin’, wat kroonprins betekent.
Armentafel
In de 18e eeuw werd het gebouw eigendom van de ‘dis’ of ‘armentafel’. OCMW, sociale zekerheid en ziekenfondsen bestonden nog niet. Onder andere de kloosters en de parochies namen de zorg voor armen en zieken op zich. De parochiale armentafels haalden hun inkomsten onder meer uit het verpachten van eigendommen. Ze verkregen die vaak dankzij erfenissen van gegoede parochianen. Wie in aanmerking kwam, kon voedsel of andere steun krijgen. Onder het Franse bewind (1795-1814) nam de staat de armenzorg op zich via ‘Burelen van Weldadigheid’ en ‘Burgerlijke Godshuizen’.
De burgemeester op café
Dit gebouw was niet alleen een herberg, maar deed ook dienst als ‘gemeentehuis’. Dat klinkt vreemder dan het was. Steden hadden vroeger eigen gebouwen voor hun bestuur, maar in dorpen vonden de vergaderingen vaak plaats in een herberg. In sommige gemeenten gebeurde dat altijd in dezelfde herberg, in andere gemeenten wisselden de bestuurders af.
Leonardus Steen en Petronelle Butthave bouwden in 1710 het wethuis 'In den Dolphin' in het kleine dorp van Sint-Rijkers. Het bestaat uit een rechthoekig gebouw in gele baksteen, afkomstig uit de streek, en een zadeldak in rode dakpannen. Het gemeentehuis van Sint-Rijkers bevond zich in dit gebouw. In een latere periode werd het in gebruik genomen als herberg: In de dolfijn estaminet. Het interieur volgt de typische indeling van de West-Vlaamse landelijke gebouwen: een voutekamer (een hoger gelegen ruimte) op een balklaag boven de half bovengrondse kelder en twee grote kamers die functioneerden als gelag- en danszaal. De drie ruimtes werden verwarmd door een afzonderlijke schouw. Aan de achterzijde van de woning bevonden zich een bakhuis en twee kleine kamers die mogelijk als bedrijfsruimtes dienden. Volgens de beschrijving van de afbraak, opgemaakt door Jozef Weyns in 1963, is het interieur voor het in gebruik nemen als herberg grondig heringericht: zo zijn de schouwen nieuw toegevoegd en werden verschillende binnenmuren gewijzigd. In 1963 verwierf de armendis van de gemeente het wethuis. In de twee daaropvolgende jaren werd het overgebracht en heropgebouwd in het Openluchtmuseum van Bokrijk. Aangezien de bakstenen gevels vervuild zijn, zullen deze tijdens de restauraties opgeschoond worden. Verder is er werk aan het metselwerk en de afwerkingslagen van zowel het exterieur als interieur.