Meer dan een timmerman
Timmermannen, wagenmakers en meer
Omdat hout ook zonder het grondig te bewerken op vele manieren inzetbaar is, ontdekte de mens al snel de vele toepassingen ervan: als brandstof, als gereedschap en als grondstof voor het maken van woningen, voorwerpen en vervoermiddelen. In de loop der eeuwen ontdekten de mens almaar meer mogelijkheden voor het gebruik van hout en werden we steeds beter in het bewerken en verwerken ervan.
Heel wat vakmannen in de Kempen maakten houten voorwerpen. Er waren timmerlieden en schrijnwerkers, wagenmakers, kuipers, meubelmakers en klompenmakers. In veel dorpen vond je ook allround houtbewerkers, die allerhande opdrachten uitvoerden. Hoe groter het dorp, hoe meer specialisten er waren.
Timmerman en schrijnwerker
De timmerman deed meestal het grovere en grotere werk, terwijl de schrijnwerker fijner werkte. De timmerman was nauw betrokken bij de bouw van een huis. Hij zorgde niet alleen voor de constructie, maar voorzag ook de nodige grondstoffen. Meestal stond de schrijnwerker in voor de fijnere afwerking. Hij maakte meubels, wandbetimmeringen, deuren, ramen, trappen, kisten, doodskisten, wanmolens voor het zuiveren van graan, ... In de steden was er een duidelijke taakverdeling tussen timmerlieden en schrijnwerkers, in de dorpen minder. Daar was de timmerman vaak manusje-van-alles. Behalve huizen vervaardigde hij ook molenwieken, allerlei stallen, hokken en schuren, meubels, spinnenwielen, speelgoed, …
Naarmate er meer in steen gebouwd werd, nam het aanzien van de timmerman af. Zijn rol werd doorheen de eeuwen minder prominent, al was hij wel nog nodig voor het maken van het dakgebinte en de raam- en deuromlijstingen.
Wagenmaker en wielenmaker
De wagenmaker maakte allerhande kruiwagens, driewielkarren, handkarren, wagens, … Soms was er een afzonderlijke wielenmaker. In kleinere dorpen combineerde één vakman wellicht beide jobs. De wagenmaker vervaardigde niet alleen allerhande transportmiddelen, maar moest ook de wagens nakijken, smeren en herstellen.
Voor de wielen gebruikte de wielenmaker vooral hout van de olm of eik en soms es of wilg. Hij begon met het maken van de naaf, het deel van het wiel, rad of schroef dat rond de as draait. Vervolgens zaagde hij de spaken uit met een mal. Hij had er één voor elke wielmaat. Nadat het wiel in elkaar gezet was en afgewerkt, ging het naar de smid. Die maakte een ijzeren band die het wiel omspande en zo alles samenhield. Hoe sterker de wagen moest zijn, hoe groter de rol van de smid. De wagenmaker en de smid moesten nauw samenwerken en woonden daarom vaak in elkaars buurt.
Kuiper: tonnen en vaten
Kuipers kwamen zowel in de steden als in de meeste plattelandsgemeenten voor. Ze maakten biertonnen, vaten, emmers en tobben. De beslagbanden die rond het hout kwamen, werden gemaakt door de smid, maar het was de kuiper die ze op de ton bevestigde. De banden waren niet altijd van metaal. Soms werden ook houten banden gebruikt, die de kuiper kocht bij de hoepelsnijder.
Sommige kuipers hadden een specialisatie, zoals droge of natte vaten (voor droge stoffen of vloeistoffen) of heel specifieke soorten vaten. Afhankelijk van de functie van het vat, waren soms bijkomende behandelingen nodig. Zo moesten biervaten langs de binnenzijde gepekt worden. Als bier rechtstreeks in contact komt met hout, is er kans op schimmelvorming.
Meubelmaker en stoelenmaker
Het beroep van de meubelmaker ontstond pas in de 19de eeuw. Vóór die tijd maakte de timmerman of de schrijnwerker meubels. Stoelen maken was vaak nog een aparte specialiteit. In de 19de eeuw ontstonden er verschillende stoelmakerscentra. In het grootste centrum, Mechelen, werden omstreeks 1900 meer dan 100.000 stoelen per jaar geproduceerd. Maar ook in de Kempen waren er twee stoelmakersdorpen: Zandhoven en Sint-Huibrechts-Lille (Neerpelt). De gespecialiseerde stoelmakers en meubelmakers verdwenen echter vrij snel vanwege de mechanisering die zich in de 20ste eeuw doorzette.
Een efficiënte klompenmaker
Ook de klompenmaker werkte met hout. In Vlaanderen gebruikten klompenmakers hoofdzakelijk wilgen- en populierenhout. Wilgenklompen waren van een betere kwaliteit, maar dubbel zo duur als de populierenklomp. De klompenmaker gebruikte allerhande andere hulpstukken die hij vaak zelf maakte. De soorten gereedschappen en hun benamingen waren heel streekgebonden.
De klompenmaker wilde zo weinig mogelijk hout verloren laten gaan. Uit een kubieke meter hout probeerde hij maar liefst 50 paar klompen te maken. De eerste bewerkingen, het uitzagen van houten blokken en het klieven van die blokken in stukken waaruit hij een klomp kon maken, gebeurde meestal buiten. Hij verwerkte daarbij immers grote stukken hout, en het was vuil werk. Klompen kappen, de hiel inzagen, de voetboog uitkappen en de verdere afwerking gebeurden onder een afdak of in de werkplaats. Vervolgens moesten de klompen drogen, bij zonnig weer in open lucht of ’s winters op zolder. Vaak hing de klompenmaker de klompen op aan de gevels die veel wind vingen, waardoor je van ver kon zien waar er een klompenmaker woonde.
Eigen makelij
Wie zich dit kon veroorloven, deed voor de bouw van zijn woning beroep op een timmerman. Anderen bouwden – vaak met behulp van buren – zelf hun huis. Vooral pachters en grote boeren deden beroep op de timmerman. Veel kleinere boeren konden zich geen timmerman veroorloven en voerden zoveel mogelijk taken, zoals herstellingswerken, zelf uit.
Ook heel wat gebruiksvoorwerpen werden door de mensen zelf gemaakt. Landbouwers en andere vakmannen maakten hun gereedschap (gedeeltelijk) zelf, omdat ze heel specifieke instrumenten nodig hadden die ze zelf ontwierpen. Kinderen maakten vaak zelf houten speelgoed, zoals een draaitol, die ze van wilg, populier of lindehout maakten. Met een klakkebus of proppenschieter schoten ze onrijpe vruchten van een els, een erwt of een prop vlasvezel weg. Ze maakten de knalbus meestal van vlierhout of essenhout. Ook katapulten, pijl-en-bogen, een soort mikado, … waren speeltjes die kinderen vaak zelf van hout konden maken.
Meer lezen?
Wil je meer lezen over de verschillende houtbewerkers in de Kempen? Ontdek het volledige onderzoeksrapport van Geheugen Collectief ‘Houtbewerking op het Kempense platteland’.