Paarden waren als ‘natuurlijke aandrijving’ erg belangrijk voor de landelijke gemeenschap. Niet alleen de landbouwers – paarden trokken de ploeg – maar ook heel wat andere vakmannen gebruikten paarden als werkkracht en als transportmiddel; om karren te trekken voor de melkboer en de brouwer bijvoorbeeld. Bijna iedereen die het zich kon veroorloven, maakte gebruik van paarden. In de Kempen gebruikten boeren ook erg vaak koeien of ossen als lastdier. In dat geval werden ook die dieren beslagen met hoefijzers, al bleef dat soms beperkt tot de voorpoten.
Gevaarlijk?
Hoefsmeden moesten vaak werken in de gevaarlijkste positie ten opzichte van een paard: wanneer ze de achterbenen moesten beslaan, stonden ze aan de achterzijde van het paard, waar ze bovendien voorovergebogen aan het werk moesten. Een achteruittrappend paard kon op die manier de smid zwaar verwonden of zelfs doden.
Een paard dat van jongs af aan gewend was om beslagen te worden en een rustig karakter had, moest door de smid doorgaans enkel met een halster en een stevig touw kort vastgebonden worden. Bij andere paarden waren meer veiligheidsmaatregelen nodig.
Stress
De hoeven laten beslaan, kon een stresserende activiteit zijn voor een paard. Sommige paarden herkenden de smid en de geur van verbrande hoorn van de hoef en werden meteen onrustig. Sommige wilden zich niet laten vastbinden of stonden erg onrustig wanneer ze vastgebonden waren. Die paarden moesten met de hand vastgehouden worden. Andere kon men enkel aan een zeer los touw vastbinden en sommige paarden wilden niet voor de smidse staan. Die laatste paarden moest de hoefsmid dan een eindje weg, of zelfs in de stal, beslaan. Nog andere wilden de hoefsmid met zijn typische voorschoot niet zien en lieten zich enkel beslaan wanneer de smid een grijze of witte linnen werkschort droeg.
Op de grond
Wanneer een paard zich moeilijk liet beslaan, kon de smid gebruik maken van enkele dwangmaatregelen. Een van de betrouwbaarste methoden was het neerleggen van het paard. Dat deed men liefst op zachte grond zonder stenen met behulp van een striktouw. Dit touw bond men rond de hals van het paard. Men legde het paard dan op de rug, bond de achtervoeten aan de voorvoeten en besloeg het paard zo. Een andere betrouwbare methode was om een onwillig paard voor het beslaan te blinddoeken met een paardendek. Daarmee werden zowel de ogen als de oren afgebonden.
De Praam
De hoefsmid kon ook overgaan tot het prangen of pramen van het paard met een praam. In de 19e eeuw was dit het meest gebruikte middel om de paarden tot rust te brengen. De praam of paardenneusklem werd in Limburg al zeker sinds de 17e eeuw gebruikt. De praam werd aan de onder- en de bovenlip van het paard geklemd en met een ring aangespannen. Door het aanspannen van de lip zouden er endorfines vrijkomen waardoor het paard rustig werd. Ook de oren en de muil van het paard konden gepraamd worden. Als het paard dan zo rustig stond, maakte men het andere uiteinde van de praam vast aan de halster. Het oude type, een houten praam met metalen ring werd vanwege zorgen om het dierenwelzijn verboden. Een nieuwe variant die met een touw werkte (wat minder folterend is en het paard eveneens tot bedaren bracht) werd daarna wel nog gebruikt.
In het uiterste geval trachtte de boer de wil van het paard te breken door het honger en dorst te laten lijden, zeer zwaar werk te laten verrichten of zelfs te slaan. Vandaag kunnen we ons dit moeilijk indenken, de toenmalige boeren die dit toepasten, zagen het wellicht als noodzaak om hun broodwinning te garanderen.
De hoefstal
De hoefstal (ook wel noodstal of ‘travalje’ genoemd) was een van de belangrijkste hulpmiddelen waarover de smid beschikte om paarden, muilezels of ossen veilig te kunnen beslaan. Ook de smidse in Bokrijk beschikt over een hoefstal die samen met de smidse uit Neeroeteren is overgebracht.
De hoefstal was een houten of metalen staketsel dat zich meestal naast de smidse bevond. Om het dier te beslaan, moest het plaatsnemen in de hoefstal. Als het dier in de hoefstal stond, sloot de smid die af met een grote houten balk. Vervolgens kon hij het paard vastmaken met gordels. Ook de poten werden elk afzonderlijk vastgekluisterd. Daardoor was het voor dieren veel moeilijker om de smid te trappen wanneer die aan de hoeven van het paard werkte.
In de 21e eeuw is de hoefstal in onbruik geraakt. Veel eigenaars vinden het gebruik van de kooi te traumatiserend voor paarden.
Andere dieren
Smeden hadden niet alleen met paarden een zeer nauwe band. Naast het beslaan van de paarden verrichtten ze nog heel wat andere handelingen, zoals het castreren van de mannelijke dieren en het blokstaarten van paarden. Dat is het couperen of gedeeltelijk verwijderen van de staart van een paard, om te verhinderen dat de staart en het leidsel verstrikt zouden raken en omdat de staartteugel zo makkelijker aan kon. Het gebeurde ook omdat men het mooi vond. Ze voorzagen varkens van een metalen ring zodat ze de straten en de bodem van hun stallen niet omwroetten. Ze staken eveneens een handje toe wanneer een koe moeilijk kon kalveren, kortten de horens van runderen als die te lang werden, …