In het woonhuis maakte Katrien Vandermarliere een tentoonstelling aan de hand van een korte film over de economische impact van de brood(industrie) en het sociale belang ervan voor de verschillende gemeenschappen. In de multimediale kunstinstallatie van Bob Takes wordt dieper ingegaan op de vele tradities en rituelen die brood universeel oproepen. Voor de scenografie werd samengewerkt met wijlen architect Christian Kieckens. Het bakhuis herbergt vandaag permanent een deel van de collectie, de oven wordt dagelijks ingezet om brood te bakken. Mutsaarden uit de Bokrijkse bossen zorgen voor het warm stoken van de oven.
De Bokrijk-collectie is de basis van de museale opstelling in het woonhuis en het bakhuis van de Kilbershoeve van Meeuwen. Een collectie ambachtelijk gereedschap wordt opgesteld samen met audiovisuele presentaties over de betekenis van brood (economisch, sociaal, religieus,…) gisteren, vandaag en morgen.
Een eerste presentatie in het woonhuis toont ‘ambachtelijk bakkersgereedschap uit de 19e en de 20e eeuw.
- Koekvorm
Speculaasvorm. De figuur stelt een man voor in de 18e-eeuwe klederdracht. Het deeg werd op de vorm gelegd en met een rolstok ingedrukt en afgesneden.
- Wafelijzer
In de Lage Landen was het wafelijzer meestal rechthoekig van vorm in tegenstelling tot de ronde vorm die in de Scandinavische landen (of ook bijvoorbeeld in Oostenrijk en Zwitserland) gebruikelijk was. Het bakken van wafels was een typisch vrouwelijke bezigheid. Het deeg werd een tijdlang voor het bakken gemaakt van boekweitmeel, suiker of honing, anijs en vet of boter. Het werd met een pollepel omgeroerd tot het de gewenste dikte had, maar nog vloeibaar was. Bij het wafelijzer hoorde een ijzeren steuntje of een drievoet zodat het gemakkelijk boven het vuur kon omgedraaid worden.
In de meeste gevallen werden de ijzers gemaakt door een smid. Tot in het begin van de 20e eeuw werden vrijwel steeds wafelijzers in tangvorm gebruikt. Deze oude ijzers verzeilden naar de achtergrond met het verschijnen van de elektrische wafelijzers.
- Broodmes
Dit is een typisch voorbeeld van een zogenaamde West-Vlaamse ‘broodpikke’ of ‘broodpekke’, waarbij het mes en de haak één enkel werktuig zijn geworden. Dit in tegenstelling tot de Kempische variant waarbij er een afzonderlijke broodhaak is, die voorzien is van een gleuf om het broodmes te bevatten.
Men maakte eerst met het punt van het broodmes een kruis op de onderkant van het brood. Daarna werd het brood tegen de borst gehouden en sneed men naar het lichaam toe.