Kleding op het Kempense platteland
Hij haalde daarvoor inspiratie uit historische kledingstukken en foto’s. Historisch projectbureau Geheugen Collectief ging op zoek naar de verhalen achter die kledingstukken. Wat droegen mensen op het platteland in de Kempen honderd jaar en langer geleden, en wat betekenden die kledingstukken voor hen?
Bokrijk beschikt over ongeveer 2.000 items historische kleding en textiel. Soms zijn dat slechts fragmenten, soms goed bewaarde, volledige stukken. Een groot deel van de collectie is afkomstig van het platteland. Ze dateert voornamelijk van het einde van de 19de eeuw en de eerste helft van de 20ste eeuw. In het onderzoek kijken we ook af en toe verder terug in de tijd.
Het historisch onderzoek resulteerde in drie onderzoeksrapporten die je hier kan downloaden. In het eerste rapport lees je over plattelandskleding, streekdracht, mode en de betekenis van kleding in het verleden. Welke functies had kleding? Hoe werd er met kleding omgegaan? In het tweede rapport maak je kennis met een aantal kledingstukken die mannen op het platteland droegen: de kiel, de faas, bretellen en de zakdoek. In het derde rapport ontdek je wat plattelandsvrouwen droegen: een rok, een schort, moederkenszakken, een omslagdoek en een streekmuts.
Plattelandskleding en streekdrachten
Plattelandskledij is de kleding die gedragen werd op het platteland. Streekdracht of streekkledij is de kleding die gedragen werd door een groep afkomstig van een bepaalde streek of dorp. Het is regionale kledij. Historici hebben in het verleden veel aandacht gehad voor de streekdrachten, en weinig voor de meer algemene plattelandskleding.
We weten weinig over wat gewone mensen droegen in de landbouwgemeenschappen van de Kempen en Vlaanderen. Hun kleding werd zelden bijgehouden, en wat bewaard werd, is vaak in slechte staat. Gelukkig kunnen we een beroep doen op oude foto’s én op collecties zoals die van Bokrijk.
De meeste kleding uit de collectie van Bokrijk is geen streekkledij. Kielen, omslagdoeken en lange rokken bijvoorbeeld waren niet uniek voor de Kempen. Gelijkaardige kledingstukken werden in heel Europa gedragen. Wel uniek waren de streekdrachtmutsen, die wel in specifieke regio’s gedragen werden.
Wie droeg wat?
De dagelijkse bovenkleding van de Vlaamse boerenbevolking bestond in de 19de eeuw voor mannen uit broeken, voorschoten, vesten, kielen, jassen, petten of hoeden. Vrouwen droegen rokken, schorten, jakken of blouses, mantels, omslagdoeken en mutsen. Die kleding was in de voorbije eeuwen kleurrijk, met veel blauw en rood. In de tweede helft van de 19de eeuw kreeg zwart de overhand.
Behalve de dagelijkse kleding had een man of vrouw op het platteland meestal ook één set feestelijke kleding. Die 'zondagse' kleding moest dienen voor feesten én rouwen. De Vlaamse boer droeg op zondag vaak een blinkende blauwe kiel. De vrouw droeg op zondag haar streekmuts.
Wanneer ontstond de mode?
Er is discussie over wanneer het fenomeen mode ontstond: er veranderde aan het einde van de middeleeuwen al heel wat in de wereld van de kleding én in de omgang met kleding. Vanaf de 16de eeuw nam het aanbod aan stoffen en snitten enorm toe. Er ontstond een veel snellere opeenvolging van stijlen, al ging dat trager dan vandaag. Vooral rijke mensen hadden toegang tot steeds meer variatie. Dat gold zowel voor hun kleding als voor andere gebruiksgoederen, zoals meubels en servies. Ze werden consumenten. De materiële levenswijze van welgestelde mensen werd gevarieerder, modebewuster én minder duurzaam. Artikels werden goedkoper – waardoor ze vaker vervangen konden worden, of minder duurzaam – waardoor ze vaker vervangen moesten worden.
Trendsetters en volgers
De adel zette de toon wat de mode betrof. De burgerij kopieerde hen met enige vertraging. Dan pas volgden de arbeiders en boeren. Doodarme mensen volgden de mode helemaal niet, al hun energie ging naar overleven.
Burgers, arbeiders en boeren deden niet aan alle nieuwe trends mee. De burgerij kon zich niet evenveel veroorloven als de adel, en je ‘boven je stand’ kleden was not done. Boerenmensen en arbeiders hadden andere bekommernissen. Zelfs als ze zich de heersende mode hadden kunnen veroorloven, hadden ze er nog niet veel mee kunnen aanvangen. De meeste modieuze kleding was immers kleding voor mensen die géén lichamelijke arbeid verrichtten. Denk aan een korset, decoratieve schoenen en overdadige versieringen. Iemand die op het veld werkte of achter een weefgetouw zat, kon dat niet dragen. De herenkleding was iets comfortabeler dan die voor vrouwen, maar belemmerde even goed de bewegingsvrijheid. Van de mode vinden we daarom hoogstens enkele elementen terug in de zondagse kleding van de boerenbevolking.
Streekdrachten evolueren
Op ons komen streekdrachten ouderwets en tijdloos over. Ze zijn inderdaad op oude tradities geënt, maar ze zijn niet statisch. Ook streekdrachten evolueerden. Nieuwe generaties voegden nieuwe elementen aan de klederdrachten toe. De hoofdtooi werd groter of kleiner, de rok werd langer of korter, de broek werd wijder of smaller, … Jonge mensen varieerden de versiering, patronen of kleuren, of ze droegen een bestaand kledingstuk op een nieuwe manier: een pet of muts verschoof naar voren of naar achteren, een omslagdoek werd anders gedragen. Ook streekdrachten waren met andere woorden trend- of modegevoelig. Meerdere varianten van de streekdracht werden bovendien door elkaar gedragen, waarbij een oudere generatie vasthield aan een vroegere vorm, en de jonge generatie, net zoals vandaag, iets nieuw uitprobeerde.
In de 18de eeuw was al heel wat Europese streekkledij op haar retour. In Vlaanderen en Nederland verdween ze vanaf het midden van de 19de eeuw. Dat proces voltrok zich niet overal aan hetzelfde tempo. De ene regio moderniseerde sneller dan de andere. De oudere generatie hield er langer aan vast dan de jongere. Mannen ‘verburgerlijkten’ sneller dan vrouwen. Vrouwen bleven vooral hun streekmutsen nog lang dragen.
De streekdrachten verdwijnen
Het verdwijnen van de klederdrachten heeft meerdere redenen. Het platteland was steeds minder geïsoleerd van de stedelijke cultuur, dankzij betere wegen en vervoersmiddelen en moderne communicatiemiddelen. De plattelandsbewoner werd meer geïnformeerd en mobieler: zijn blik op en contact met de wereld verruimde. Modieuze kleding werd beschikbaarder, dankzij goedkopere, machinaal geproduceerde kleding en betere distributiemiddelen. Die kleding verving geleidelijk de zelfvoorzienende, lokale productie van kleding. Niet alleen nam het contact met de stad toe, ook het dorp veranderde. De secularisering van de samenleving, de verminderende impact van het geloof op het dagelijkse leven, en de individualisering hadden een invloed op de kleding van dorpsbewoners.
Meer lezen?
In het onderzoeksrapport van Geheugen Collectief vind je meer informatie over de plattelandskleding en streekkledij in het verleden.