Skip to main content
Uilen

Kerkuilen in het Openluchtmuseum Bokrijk

Kerkuilen in het Openluchtmuseum Bokrijk

Reeds meerdere jaren herbergt het Openluchtmuseum te Bokrijk één of meerdere Kerkuilen. De natuurlijke omgeving en de aanwezigheid van originele schuren, torens, oude gebouwen en kerken biedt een uitstekend biotoop en nestgelegenheid voor deze muizenvanger. Daar de gebouwen oud zijn, de torens en kerken hun originele bouwstijl met grote openingen behouden hebben, en hier nog geen energiebesparende afdichtingen en kieren opgevuld worden met bedrading,  zijn de kansen op geslaagde broedsels zeer hoog.

Samen met een medewerker van de Kerkuilwerkgroep Vlaanderen (Afd. van Vogelbescherming Vlaanderen vzw) is er een jaarlijkse controle van de bestaande nestkasten. Eénmaal een nestkast op een goede locatie geplaatst en bezet wordt, is het altijd afwachten op een succesvol broedsel. Immers in jaren met weinig muizen zal de Kerkuil een ‘sabbatjaar’ houden en geen of weinig jongen grootbrengen.

Oude broedplaatsen, vaak uitgerust met een nestkast, leveren dikwijls een geslaagd broedsel op voor zover de voorbije winter niet te streng is geweest en er voldoende muizen aanwezig zullen zijn. Zo was de winter van 2012-2013 heel streng. Bovendien waren er zeer weinig muizen waardoor de Kerkuil op veel plaatsen geen jongen kon grootbrengen of zelfs moest vertrekken om niet te verhongeren. Veel oude broedplaatsen waren toen verlaten. Ook in Bokrijk waren er geen jongen te bespeuren. In 2014, met een zeer zachte winter en een overvloed aan muizen in het voorjaar, heeft de Kerkuil het dan weer opvallend goed gedaan met heel veel jongen. Goed en slechte jaren volgen elkaar regelmatig op.

Bij de jaarlijkse controle, meestal vanaf juni, wordt het aantal jongen geteld, gewogen, gemeten en voorzien van een wetenschappelijke ring. Indien nodig wordt ook de nestkast zuiver gemaakt. Immers een nest met 5 of 6 jongen produceert een hoog aantal braakballen die in de kast blijven opstapelen. In Bokrijk werden de laatste jaren reeds 50 jongen van een ring voorzien. Een gemiddelde van 3,3 jongen per nest. Dit leverde reeds 2 terugmeldingen op: een jonge uil werd 5 maanden later dood gevonden in Geleen, Nederland (afstand 26 km). Een ander jong exemplaar werd 1 jaar en 11 maanden later uitgeput gevonden in Son en Bruegel, Noord-Brabant, Nederland (afstand 61 km).

Wanneer een locatie door technische of externe oorzaken niet meer gebruikt wordt, zal gezocht worden naar een nieuwe plaats voor het plaatsen van een nestkast. Hoogte, invliegopening(en), een rustige en donkere plaats, de aanwezigheid van weilanden, ruigten en bospercelen in de onmiddellijke omgeving, zijn dan belangrijke factoren bij de keuze. Ook met de eigen veiligheid bij het controleren wordt rekening gehouden. Onze directie en conservator van het Openluchtmuseum Bokrijk zijn telkens zeer bereidwillig bij het toezeggen om een nieuwe locatie uit te rusten met een uilenkast.  Soms wordt zo’n nestkast wel eens bezet door reisduiven of Kauwen, maar eens een Kerkuil aanwezig dan blijven deze vogels weg. Ook Torenvalken, Hoornaars, wespen en Steenmarters durven zo’n nestkast wel eens kraken en dan moet de Kerkuil vertrekken.

Op andere locaties buiten ons Openluchtmuseum is de Kerkuil steeds minder een “kerk” uil aan het worden. Nog meer dan vroeger is de Kerkuil te vinden in boerderijen, stallingen en schuren. In het Engels wordt deze uil ook Barn Owl genoemd (schuur-uil).

Ook zijn er steeds meer aanvragen van particulieren om een nestkast te plaatsen op hun niet gebruikte woonzolder en meestal met succes.

Daar het Openluchtmuseum met zijn 110 ha oppervlakte nagenoeg verkeersarm is, zijn verkeerslachtoffers onder volwassen vogels vrijwel onbestaande, wat op andere locaties soms het geval is.

Subscribe to the newsletter