Intro
Een schans was een toevluchtsoord omgeven door een watergracht waar men zich in tijden van oorlog kon verschansen. De toegang kon worden afgesloten door een ophaalbrug over de gracht. Op schansen werden eenvoudige, kleine huizen gebouwd. De groene site en eenvoudige woning op de Bokrijkse schans zorgen voor een totaalbeeld van hoe een toevluchtsoord er in het verleden uitzag.
Building in the picture
[placeholder]
The building and its history
Bijna alle plattelandsgemeenschappen in de Kempen hadden een schans, een schuilplaats om mensen en dieren te beschermen tegen oorlogsgeweld. Deze schansen werden door de dorpelingen zelf gebouwd. Ze werden voor het eerst belangrijk tijdens de conflicten in de 1e helft van de 17e eeuw. In 1962 bouwt conservator Weyns deze replica en baseert zicht voor het ontwerp op de Haspershovenschans uit Overpelt. Deze Kempische schans in het museum werd vóór de uitbouw van het museumdeel Oost- en West-Vlaanderen gebouwd en is daarom 'een vreemde eend' in deze museumregio.
Historisch gezien stonden in schansen langs de wallen woningen: kleine huisjes uit hout en leem met een dak uit stro en maximum twee kamertjes. Op de schans in Bokrijk staat een eenvoudig woonhuis uit Beverlo (ca. 1800) dat in 1970 naar het museum werd verplaatst. Het is geen effectieve schanswoning, maar dit primitieve huis stond wel 200m van de Beverlose schans. De voormalige daglonerswoning bestaat uit een woonkeuken, twee slaapkamers en een aangebouwd geitenstalletje.
Bewoners
Verschansen
Een schans is een verdedigbaar, omwald terrein. Een schans moest de bevolking op het platteland beschermen tegen oorlogsgeweld. Hoe de schansen er precies uitzagen of waar ze juist lagen, is niet altijd te achterhalen. In België waren er minstens 200. De meeste schansen doorstonden de tand des tijds niet. Soms lieten ze wel sporen na in het landschap.
Een dorp in het klein
De dorpelingen konden zich bij gevaar tijdelijk terugtrekken in de schans. Ze brachten hun dieren, hun mondvoorraad en hun meest kostbare bezittingen mee binnen de aarden omwallingen. Ze bouwden er enkele eenvoudige woningen of schanshutjes. Er werd een bakoven opgericht en enkele varkenskoten. De toegang tot de schansen werd vaak bemoeilijkt door een gracht of vijver, met een ophaalbrug en een wachter. Sommige schansen hadden een 'voorschans': een tweede gracht ter hoogte van de toegang. De mannen liepen wacht op de omwalling om de schans te verdedigen tegen rondtrekkende troepen en huurlingenbendes.
Burchten en torens
In de Kempen hadden de dorpen vaak geen kasteel of ommuurde abdij in de buurt. Om te schuilen hadden de inwoners hun schans. In andere regio’s waren er andere schuilmogelijkheden. In het rijke Haspengouw waren er versterkte burchten. In Noord-Frankrijk werden de kerkjes versterkt met torens, zodat de inwoners zich in de kerk konden verschansen.